zondag 27 november 2011

De Donau valt droog

In Nederland wilde het maar geen zomer worden, in Italië spoelden ze weg, en in Hongarije? Je hoort er niemand over, maar Hongarije kampt al maanden met droogte. De herfst en winter zijn misschien niet de seizoenen waarin dat het meeste opvalt, maar sinds eind juli heeft het al met al iets van drie dagen geregend.
Er zijn zeker boeren die god op hun blote knieën hebben gedankt, want vorig jaar was het juist extreem nat, en zijn sommige velden een heel jaar niet drooggevallen. Daar kon dit jaar eindelijk weer worden verbouwd. Maar onze buurvrouw in het dorp klaagt er wel degelijk over. Ze moet haar veld met de hand omspitten, en de kleigrond is te hard om door te komen. Haar kleinzoon heeft het nog geprobeerd, maar na één rij heeft hij het opgegeven.
Waar je goed kunt zien hoe droog het is, is langs de Donau. De reden waarom onze woonplaats Vác gebouwd werd waar die werd gebouwd, was dat er een ondiepte in de rivier is waar je bij laag water met paarden doorheen kon waden en dezer dagen is dat goed te zien. De rivier staat extreem laag. De watervogels hebben er baat bij, overal zijn slikken en kreekjes en ik kan me niet herinneren eerder zoveel overwinteraars te hebben gezien: aalscholvers, reigers, verschillende soorten eenden, zwanen. En tot mijn verbazing zie ik ook sporen van zwijnen en herten. Waar leven die als het water hoger staat?
Op één plaats hebben zich eilandjes in het water gevormd. Met rubberlaarzen aan kun je er zo naar toe en dat sta je waar normaal alleen vissen komen. Binnenschepen hebben er enorme last van. Je ziet nauwelijks nog een schip langskomen, en degenen die langs varen, zijn leeg. Dan nog hoor je ze soms met een metalen geluid langs de bodem van de rivier schrapen.
Het is geen nieuw probleem. Hoewel de Rijn in de jaren negentig via het Rijn-Main-Donaukanaal met de Donau en dus met de Zwarte Zee is verbonden, heeft de binnenvaart op de rivier nog steeds geen hoge vlucht genomen, omdat de Donau zo moeilijk bevaarbaar is. Gewone binnenschepen, dat gaat nog wel. Maar grote, hoogopgetaste duwbakcombinaties hebben op de Donau weinig te zoeken. Op plaatsen is hij te ondiep, op andere kun je niet onder de brug door als het water hoog staat, en op weer andere plekken kolkt hij (verderop, niet in Hongarije) juist weer zo woest tussen de bergen door dat je er met een schip ook nauwelijks langskomt.


dinsdag 15 november 2011

Criminele statistieken

Ik heb vandaag een gastcollege gegeven aan de universiteit.Het thema was een soort vergelijking tussen Hongaarse en Nederlandse media. Ik had gekozen voor de wijze waarop Nederlandse en Hongaarse media met de criminaliteit van zigeuners en Marokkanen/Turken omgaan.
Hongaars onderzoek daarnaar heb ik niet gevonden, maar op basis van mijn eigen ervaring ging ik er vanuit dat de situatie in Hongarije zeker niet beter zal zijn dan in Nederland. Dat wil zeggen dat bij journalisten, net als bij gewone burgers, het vooroordeel regeert. Zigeuners, en Marokkaanse jongeren, zijn crimineel. Dat weten we allemaal, en wij, de media doen er ijverig aan mee om dat beeld te bevestigen.
Volgens een Nederlands onderzoek uit 2004 (al wat ouder, maar niemand maakt me wijs dat dat echt veranderd is) had in dat jaar pakweg 45 procent van de misdaadverslaggeving betrekking op, zoals ik dat een PVV-politicus net zo netjes hoorde verwoorden, niet-westerse allochtonen. Datzelfde jaar telde Nederland 12000 niet-westerse allochtone verdachten (Marokkanen en Turken dus) en 100.000 Nederlandse verdachten. Twaalf procent, niet 45 procent, dus. De Nederlandse bevolking telt iets van 11 procent "niet-westerse allochtonen". Dat ze dus 12 procent van het totale aantal verdachten uitmaken, komt aardig overeen, moet ik zeggen.
Overigens blijkt in de verslaggeving niet zo'n heel groot verschil te zijn tussen, zeg maar, de Volkskrant en de Telegraaf, als het om de hoeveelheid misdaadverslaggeving gaat, en ook niet als het gaat om het aantal artikelen dat aan bijvoorbeeld aan "Marokkaanse probleemjongeren" wordt besteed. De inhoud verschilt wel: de Telegraaf schrijft vooral over individuele daders en slachtoffers, de Volkskrant heeft meer analyses en algemene reportage. Maar het effect op de lezer schijnt het zelfde te zijn: Marokkaanse jongeren zijn gevaarlijk. Toch?
Zoals gezegd, zulk onderzoek heb ik in Hongarije niet kunnen vinden. Wel cijfers van de gevangenisbevolking, en op basis daarvan zou je moeten concluderen dat zigeuners een stuk crimineler zijn dan niet-westerse allochtonen. Pakweg 30 tot 40 procent van de Hongaarse gedetineerden is zigeuner, voor zover dat op basis van huidskleur en dergelijke is vast te stellen. Officieel wordt de etnische achtergrond namelijk niet geregistreerd.
Nu blijkt uit Amerikaans onderzoek dat zwarte verdachten een vier keer zo grote kans lopen om veroordeeld te worden voor hetzelfde misdrijf als blanken, en dat ze bovendien zwaardere straffen krijgen. Het zou me niet echt verbazen als dat cijfer voor Hongarije ook opgaat. Als dat klopt, zou het aantal zigeunergedetineerden  eigenlijk met dertig procent omlaag moeten, wat betekent dat iets van de zeven gevangenen Roma zou moeten zijn. En dan kom je op pakweg 15 procent van het totaal uit.

Uitgaande van die cijfers kun je concluderen dat de half miljoen zigeuners in Hongarije zich vermoedelijk drie keer zo vaak aan misdrijven schuldig maken als niet-Roma. Dat is behoorlijk veel, maar  toch iets anders dan het achtvoudige dat het percentage gedetineerden suggereert.
De klacht over zigeunercriminaliteit komt vooral uit het oosten van het land, waar de werkloosheid onder Roma in sommige dorpen vrijwel honderd procent is (en de kans op werk nihil). Niet helemaal onbegrijpelijk, ik zou van een uitkering van nog geen tachtig euro per maand ook niet rond kunnen komen. Maar dat is geen troost voor de slachtoffers van die criminaliteit, die vaak niet veel welvarender zijn dan de daders, en je moet het niet bagatelliseren wat het betekent om als een ochtend al je appels of walnoten gestolen zijn als je die bomen niet voor de lol hebt, maar er zelf ook echt van moet leven.
Desondanks, het idee dat zo ongeveer alle zigeuners van de misdaad leven, en Hongaren uitsluitend slachtoffer zijn, is het resultaat van vooroordeel en het bevestigt zichzelf. Zo vertelde iemand me het verhaal van haar zoon, die door twee jongens van zijn fiets werd beroofd. "Zigeuners", veronderstelde iedereen die het verhaal hoorde onmiddellijk. Nee hoor, zei de jongen, die de daders goed had gezien. "Dat ze blond waren, betekent nog niet dat het geen zigeuners waren," was het antwoord dat hij te horen kreeg.
Maar goed, dat niet alleen burgers, maar ook journalisten (Hongaarse en Nederlandse) zelden kritisch naar dit soort cijfers kijken, werd vanavond prompt bevestigd. Er is een nieuw Nederlands onderzoek naar geweld op straat. Klaarblijkelijk is 25 procent van alle mensen wel eens met geweld in aanraking gekomen en daarom wil de PVV nu een meldpunt geweld oprichten.
Dat klonk als een serieus probleem, hoewel ik niemand de kritische vraag hoorde stellen wat er eigenlijk onder geweld was verstaan. Op de een of andere manier wil het er bij mij niet in dat een kwart van de Nederlandse bevolking wel eens op straat in elkaar is geslagen.
In dat onderzoek is ook onderzocht hoe vaak jongeren met de politie in aanraking komen. Dat blijkt iets van 1,4 procent van alle jongeren te zijn. Bij "niet-westerse allochtone jongeren"ligt het percentage hoger: 4,7 procent. Hou me ten goede, ik doe niets af aan het leed van overvallen winkeliers en op straat beroofde ouderen. Maar dat betekent dus wel dat 95,3 procent van de Turkse en Marokkaanse jongeren NIET met de politie in aanraking is gekomen. 95,3 procent die, net als alle zigeuners in Hongarije die wel naar school gaan, een baan zoeken en een leven leiden dat zich niet echt van hun buren onderscheidt, door u en mij constant met wantrouwen worden bekeken. Toch verwacht ik morgen geen kop in de krant "Slechts een enkele Marokkaanse jongere komt met de politie in aanraking". En dat zet wel aan het denken.

dinsdag 8 november 2011

Sint Joris en de Hongaarse maagd

Je hebt mensen die van rellen houden. Ik niet, en ik heb er dan ook  alle begrip voor dat vreedzame Fidesz-aanhangers die op 23 oktober 2006 ongewild betrokken raakten bij de rellen tussen de oproerpolitie en extreemrechts, slechte herinneringen aan die dag hebben. Met je hele familie tussen het traangas en de zwaaiende wapenstokken staan is niet leuk, en klappen krijgen terwijl je niets hebt gedaan nog minder.
Maar om die rellen nou een van de belangrijkste gebeurtenissen van de Hongaarse geschiedenis van de afgelopen 100 jaar te noemen? Iets dat op één lijn staat met, bijvoorbeeld, de Eerste en Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, de onderdrukking van het Stalinisme en de opstand van 1956?
Mij gaat dat wat ver, er vallen bij rellen wel vaker onterechte klappen. Maar toch is 23 oktober 2006 terechtgekomen in de reeks van 15 schilderijen die in opdracht van de regering zijn gemaakt ter herdenking van de historische hoogtepunten van de afgelopen eeuw. De kunstwerken zijn een aanvulling op vijftig soortgelijke schilderijen die eind 19de eeuw werden vervaardigd ter herdenking van het duizendjarig bestaan van het Hongaarse rijk.
En zo strijdt nu Sint Joris, de patroonheilige van de politie, niet tegen de draak, maar tegen een onschuldige, in het wit geklede Hongaarse maagd, terwijl vanaf de rand wenende vrouwen toekijken. Opmerkelijk, een beschermheilige die zich zo misdraagt. Daarmee klaag je niet een gebeurtenis, maar een hele organisatie aan. Wat moet dat toekomstige generaties leren? Dat de Hongaarse politie een wrede club vrouwenschenders is? Of dat heiligen ook niet onfeilbaar zijn?
De schilderijen zijn bedoeld om te vieren dat Hongarije op 1 januari een nieuwe grondwet krijgt. Het is een wonderlijke collectie werken, die tot stand kwam onder de bezielende leiding van theaterregisseur Imre Kerényi, een man die ervaring heeft met het organiseren van theatrale gebeurtenissen.


zaterdag 5 november 2011

Hongaarse dakloze moet van de straat

Soms gaat László Zátrok naar de daklozenopvang, maar als het even kan, slaapt hij buiten. “In de opvang wordt zoveel gestolen, dat is gewoon niet veilig.” De gewezen banketbakker leeft sinds zes jaar op straat, maar als het aan de Hongaarse autoriteiten ligt, moet hij vanaf 1 december iedere nacht naar de opvang. Slapen op straat gaat hem boetes van 50.000 (160 euro) forint of zelfs gevangenisstraf opleveren.  Net als eten of statiegeldflessen uit vuilnisbakken halen, trouwens.
Het straatleven is hem aan te zien. Zátrok is 43 jaar oud, maar oogt minstens vijftig. Hij werd dakloos toen hij na het overlijden van zijn ouders zes jaar geleden zijn werk verloor. Familie heeft hij niet, en dus had hij, zoals de meeste daklozen, ook geen vangnet waar hij terecht kon toen hij in de problemen kwam. “Het was in het begin moeilijk,” zegt hij. Maar inmiddels kent hij alle trucs. En hij heeft het niet snel koud.
Af en toe gebruikt hij de faciliteiten die de daklozenopvang hem biedt: douches, wasmachines, een postadres en boeken. Hij leest graag. Hij bedelt, verzamelt statiegeldflessen en doet los werk. ’s Zomers werkt hij bij boeren in de oogst. ’s Winters komt hij, zoals veel de naar schatting 20.000 Hongaarse daklozen, naar Boedapest, waar je dagelijks een warme maaltijd kunt halen bij een voedselbedeling, en waar onderdak is als het echt te koud wordt.
Maar het leven is niet makkelijker geworden sinds de gemeente Boedapest daklozen vorig jaar uit de metrostations verbande. In een van de eerste koude nachten deze herfst stierven, ongewoon vroeg in het jaar, twee mensen aan onderkoeling.. Kort daarop kwam de regering met het idee van straffen en verplichte opvang. Het idee kwam van Maté Kocsis, de burgemeester van het achtste district van Boedapest, waar mensen sinds deze herfst worden opgepakt als een 'dakloze levensstijl" hebben.
“Natuurlijk storen mensen zich aan daklozen in bijvoorbeeld de metro en moet je daar iets aan doen,” zegt Miklós Vecsei van het Malteser Kruis, de grootste organisatie in de daklozenopvang en de armoedebestrijding in Hongarije. De vraag is alleen hoe. Hongarije telt 20.000 daklozen en 9000 opvangplaatsen. Dat is te weinig. Maar zomaar meer opvanghuizen is volgens Vecsei geen oplossing.
“In het beleid wordt totaal niet gekeken naar de verschillende behoeftes. Psychiatrische patienten en agressieve of dronken daklozen worden bij de gewone opvang vaak niet eens toegelaten, maar alternatieven zijn er niet. Anderen zijn alleen dakloos, omdat er nauwelijks sociale woningbouw bestaat. Die zouden van de straat zijn als ze ergens in onderhuur konden."
Zijn organisatie pleit voor een flexibeler gebruik van de fondsen, zodat het bijvoorbeeld mogelijk om goedkope accommodatie te huren voor mensen die niets anders nodig hebben dan een nieuwe woning. "Dat is goedkoper dan daklozenopvang en haalt hen uit een uitzichtloze irkel , maar de beschikbare subsidies mogen alleen aan opvangbedden worden besteed.”
Boetes en opsluiting vinden zowel Vecsei als Zátrok totale onzin. Geen dakloze kan zo’n boete betalen, en gevangenisstraf is peperdure geldverspilling, meent Vecsei. Zátrok maakt zich niet echt bezorgd. “De politie zal ons de eerste tijd wel vaker oppakken, maar daar krijgen ze net als altijd wel genoeg van.”
Het echte antwoord op het probleem is volgens Vecsei armoedebestrijding. “Er zijn pakweg 100.000 mensen die nog niet dakloos zijn, maar vanwege hun schulden in de gevarenzone leven. En er zijn mensen die officieel een huis hebben, maar die in totaal onbewoonbare krotten leven, zonder enige verwarming, zonder water, met nauwelijks een dak boven hun hoofd. Dan wordt een metrostation, waar het nooit vriest, en waar een openbare wc en gratis voedseluitdelingen in de buurt zijn, plotseling luxe. De mensen in die krotten zien de meeste burgers en de politici nooit en daarom trekt niemand zich hun lot echt aan. Maar als je die problemen niet aanpakt, is iedere maatregel tegen daklozen dweilen met de kraan open.”