zaterdag 24 juli 2010

POLITIEK VOETBAL

Voetbaltrainers worden ontslagen, niets bijzonders aan. Maar het vrijdag officieel bekend gemaakte ontslag van Erwin Koeman als trainer van het nationale elftal van Hongarije is een directe gevolg van de Hongaarse regeringswisseling, en dat de politiek zo direct bij voetbal betrokken is, is wel opmerkelijk.

Koeman, die met de Hongaarse nationale elf de weg omhoog weer leek te hebben gevonden, ook al haalde dat net niet het WK in Zuid-Afrika, had nog een contract tot 2012. Maar hij koos de afgelopen week eieren voor zijn geld en kwam – officieel “in goed overleg” – tot een akkoord met de Hongaarse voetbalbond over de beëindiging van zijn verbintenis.
Een onvermijdelijke stap, want de in mei gekozen nieuwe Hongaarse premier Viktor Orbán heeft twee passies, politiek en voetbal, en die twee lopen nog al eens door elkaar heen. In 2001, toen Orbán ook al premier was, zei hij eens een kabinetszitting af vanwege een wedstrijd van Felcsút, het team van zijn geboortedorp met dezelfde naam dat in de tweede divisie speelde.
In datzelfde 2000 zielen tellende dorp Felcsút staat, op initiatief van Orbán, sinds een aantal jaren ook de nieuwe nationale voetbalacademie. Tot de studenten behoort ook zijn oudste zoon Gaspár, die door trainers wordt omschreven als een “hardwerkende jongen”. Orbán mist geen enkele EK of WK finale en zat ook dit jaar in Johannesburg op de tribune bij de finale Nederland-Spanje. Het verhaal gaat dat hij als student ooit wegliep uit een ziekenhuis waar hij lag met een longontsteking om een belangrijke wedstrijd bij te wonen.
Vorig jaar november, toen Orbán nog leider van de oppositie was, verklaarde hij al herhaaldelijk niets in Koeman te zien en vanaf dat moment speculeerden de Hongaarse kranten, die de binnenlandse politieke verhoudingen kennen en weten wat zo’n uitspraak betekent, al dat het gedaan was met de carrière van de Nederlander. Het ging snel toen kort na de verkiezingen de voorzitter van de Hongaarse voetbalbond - de man die Koeman naar Hongarije had gehaald - werd afgezet en werd vervangen door Sándor Csányi
Csányi is directeur en medeaandeelhouder van de Hongaarse OTP Bank, een van de drie rijkste mannen van het land en een persoonlijke vriend en adviseur van premier Orbán. Met Csányi’s komst kwam ook een geheel nieuw bondsbestuur en dat besloot afgelopen week, in lijn met de nieuwe nationalistische koers van de regering Orbán, dat een nationaal elftal geen buitenlandse trainer kon hebben.
De voorlopige opvolger voor Koeman wordt Sándor Egervári, voormalig Hongaars speler en trainer van het nationale jeugdelftal onder 20 van Hongarije. Aan hem de taak de Hongaren voor te bereiden op het komende EK, waarbij Hongarije is ingedeeld in dezelfde poule als Nederland. En de ondankbare opgave om zich de politiek van het lijf te houden.

woensdag 21 juli 2010

WAKKER VAN DE FORINT

“Vroeger praatten mensen over hun kinderen, nu zijn hypotheken het belangrijkste gespreksonderwerp. Zelfs mijn manicure praat nergens anders over,” verzucht mediaconsulent Margit Kohanecz. Haarzelf vergaat het niet anders. Een paar jaar geleden nam ze een hypotheek om de bouw van een nieuw huis te financieren, in Zwitserse franken omdat de rente veel lager was dan die van een hypotheek in Hongaarse forinten. Een goede deal, leek het. Nu heeft ze er slapeloze nachten van.
Pakweg anderhalf miljoen van de 10 miljoen Hongaren heeft zijn huis, lease-auto, plasma-tv of zelfs een Afrikaanse safari met een lening in buitenlandse munt gefinancierd, lekker gemaakt met een lage rente en onvoldoende gewaarschuwd voor de risico’s. Mensen verdienen forinten. Een lage wisselkoers kost hen veel geld.
Deze week was het zover. Door berichten over mislukte onderhandelingen over een IMF-lening tuimelde de munt in twee dagen van 276 naar meer dan 290 forint voor een euro. Kohanecz volgt het met argusogen. Iedere koersval vergroot haar financiële zorgen.
Volgens de Hongaarse Nationale Bank zitten 300.000 mensen daardoor acuut in nood en steeg het aantal Hongaren met aflossingsproblemen van 170.000 in maart 2009 tot 825.000 een jaar later. Voor de regering was dat onlangs reden om hypotheken in vreemde valuta te verbieden. Kleinere leningen in euro’s, Zwitserse franken of Japanse yens mogen nog wel.
Toen ze haar hypotheek afsloot, was de wisselkoers 250 forint voor een euro. Met 276 forint was ze nog steeds gunstiger uit dan met een forinthypotheek, zegt ze, want dan had ze 16 procent rente betaald. Maar die koers was wel het maximum wat ze kan betalen.
De zwakke munt is niet haar enige probleem. Toen ze begon te bouwen, rekende ze op de verkoop van haar oude huis. Maar dat staat al een jaar op de markt, en de belangstelling is nihil. De vraagprijs is inmiddels met 20 procent gedaald en zit onder het bedrag dat ze geleend heeft.
Onder druk van de regering bieden banken de mogelijkheid om valutaleningen om te zetten in forintleningen. Kohanecz heeft daar serieus naar gekeken, maar het niet gedaan: “Als ik de hypotheek over sluit, is die waardevermindering een probleem. Een vriendin moest haar bank vanwege de waardevermindering zelfs een extra onderpand geven voor haar bestaande hypotheek. Ze heeft inmiddels ook een lening op haar auto. En forinthypotheken hebben nog steeds een hoge rente.”
De Hongaarse regering wil een staatsfonds oprichten om noodlijdende hypotheekhouders te helpen. Maar het IMF wil duidelijke bezuinigingen zien en juist dat fonds was een van de punten waarop de onderhandelingen stukliepen. Kohanecz hoopt dat de zaak uiteindelijk met een sisser afloopt, en zowel de regering als Hongaarse financiële analisten delen die hoop.
“Feitelijk is er niet zoveel gebeurd,” zegt Dávid Németh, macroanalist bij de ING Bank in Boedapest, “De regering had vooraf al gezegd dat ze dit kwartaal toch niet van plan was gebruik te maken van een IMF-lening.” Dat komt anders te liggen, zegt hij, als ze er ook bij de onderhandelingen in het najaar niet uitkomen.
Die kans is groot, aangezien er in september lokale verkiezingen plaatsvinden. Nu al is duidelijk dat de kwestie onderdeel van de binnenlandse politiek is geworden. Premier Viktor Orbán heeft gezegd dat hij “geen stap achteruit zal doen” en dat het IMF Hongarije niet kan voorschrijven hoe het zijn zaken behartigt.
Dat mag natuurlijk zo zijn, maar net zoals een bank bepaalt welke eisen zij stelt voor een hypotheek, zo bepaalt het IMF welke eisen het stelt voor het Hongarije geld verstrekt. En als het IMF Hongarije laat vallen, is de kans groot dat ook andere geldschieters zich terugtrekken of zeer hoge eisen gaan stellen en zeer veel rente gaan vragen.
De grootste zorg, erkent Németh, is de reactie van de internationale financiële wereld. Enkele weken geleden raakte de forint ook in vrije val na uitspraken van topfunctionarissen van regeringspartij Fidesz al dat Hongarije de richting van Griekenland opging. Die rel werd toen gesust, maar voor Margit Kohanecz en anderhalf miljoen anderen zou het slecht nieuws zijn als de financiële markten hun vertrouwen in Hongarije definitief kwijt zijn.

zondag 4 juli 2010

NATIONALE SAMENWERKING

Kort nadat de Hongaarse premier Viktor Orbán in mei werd beëdigd, kwam hij met een 'verklaring van nationale samenwerking', de NMR. Het was een wonderlijk document waarin de overwinning van zijn partij Fidesz werd afgeschilderd als het einde van een tijdperk. In het stemhokje was een einde gemaakt an het communisme en de daarop volgende overgangsperiode van twintig jaar:
Bij deze wat hoogtepunten uit die verklaring: ,,In de lente van 2010 verzamelde het Hongaarse volk wederom zijn overgebleven krachten en bereikte het een succesvolle revolutie via de stembus. Het Hongaarse volk bereikte met deze overwinning het omverwerpen van het oude regiem en het oprichten van een nieuw bewind van nationale samenwerking."
Nu heeft Fidesz tweederde van alle zetels in het parlement, en je kunt je indenken dat dat tot overmoed stemt. Maar die verkiezingsuitslag moet enigszins gerelativeerd worden. De enorme overwinning is grotendeels te danken aan het kiesstelsel. Fidesz haalde feitelijk net iets meer dan de helft van alle stemmen.
Maar goed, het document vervolgt: "Wij, de vertegenwoordigers van het Hongaarse Parlement, verklaren dat wij dat nieuwe politieke en economische systeem, dat tot stand kwam als resultaat van de wil van het volk, op de stevige funderingen zullen plaatsen die noodzakelijk zijn voor welvaart en menselijke waardigheid en die de leden van de Hongaarse natie in zijn diverse kleuren verenigen. Werk, thuis, familie, gezondheid en recht en veiligheid. Dat zijn de pilaren van onze gezamenlijke toekomst. (....) Deze coöperatie, die ongelooflijke energie losmaakt, geeft alle Hongaren het recht tot hoop, ongeacht hun leeftijd, godsdienst, politieke overtuiging, ongeacht waar ze leven."
Het was de bedoeling dat het parlement deze verklaring aannam, wat het natuurlijk ook deed: met een tweederde meerderheid krijg je per slot van rekening alles aangenomen wat je wil. Maar alle oppositiepartijen, van de socialistische MSzP tot de extreemrechtse Jobbik, bedankten voor de eer.
Dat leek het te zijn, tot premier Orbán dit weekend op de verklaring terugkwam in een stijl die doet vermoeden dat het erg moeilijk is om daadwerkelijk afscheid te nemen van een tijdperk: hij verordoneerde dat de NMR in alle regeringsgebouwen moet worden opgehangen, op een plek die goed zichtbaar is voor het publiek. Andere instellingen, zoals de nationale bank en lokale overheden, wordt vriendelijk edoch dringend verzocht het papier op te hangen.
De oppositie, wederom van links tot rechts, dacht eerst dat het een grap was, en reageerde vervolgens geschokt. De MSzP zei dat zo'n verordening deed denken aan het Hitler-vriendelijke Horthy-regiem en aan de communistische dictator Miklós Rákosi. De LMP was het daarmee eens en meende dat Orbáns verordening zelfs als grap een slechte geweest zou zijn. Ook Jobbik haalde het stalinisme aan, toen soortgelijke verklaringen tussen de portretten van Stalin, Lenin en  Rákosi hingen. Zoals een woordvoerder van Jobbik zei: ,,Nationale samenwerking moet uit dagelijkse daden blijken, niet uit papieren op de muur."
En als de oppositie de afgelopen weken één ding heeft ervaren, dan is het dat er in de parlementaire werkelijkheid van alle dag weinig sprake is van nationale samenwerking. Fidesz heeft het land in korte tijd bedolven onder een golf van wetsontwerpen, meer dan zeventig stuks in het totaal, waarvan het overgrote deel zonder enige aankondiging of zonder enig vooroverleg tot stand kwam en binnen luttele dagen ter stemming werd gebracht.
Dat kan, omdat het overgrote deel van al die wetsontwerpen, inclusief een geruchtmakend pakket over de omroepen en over de persvrijheid, werd ingediend door individuele parlementariërs. De reden om die route te bewandelen, aldus de socialistische fractieleider Attila Mesterházy, is dat ministeries hun wetsontwerpen vooraf moet bespreken met de relevante maatschappelijke organisaties, en een financiële en juridische verantwoording mee moeten leveren. Als een parlementariër een wetsontwerp indient, hoeft dat niet. Voor een regering die de nationale samenwerking op alle muren wil spijkeren, is dat op zijn minst opmerkelijk om wetten zo in te dienen dat een maatschappelijk debat erover zoveel mogelijk wordt vermeden en het zelfs voor medeparlementariërs moeilijk wordt een zinvolle bijdrage te leveren.
Het bespaart wel een hoop discussie, in theorie althans: de mediavoorstellen lokten een storm van kritiek uit binnen- en buitenland uit en zijn daarom op punten toch maar aangepast. Maar het vraagt natuurlijk om problemen in de toekomst. En niet alleen, omdat de oppositie klaagt en Europa kritisch meekijkt. Aan vrijwel iedere wet zit een kostenplaatje, maar als nooit de moeite is genomen die kosten uit te rekenen, is de kans op nieuwe gaten in de begroting groot. En dat is iets dat Hongarije zich niet echt kan veroorloven, al kun je er donder op zeggen dat zulke gaten in de begroting voorlopig verklaard zullen worden als lijken in de kast die de socialistische regering heeft achtergelaten.